door Nathalie de Graaf, beeld Martijn Gijsbertsen
Na een melding bij Veilig Thuis stond advocaat Chris Sent (59) ouders bij die werden verdacht van kindermishandeling. Het OM vroeg in 2021 om uithuisplaatsing, in een civiele zaak. ‘Er was sprake van totale willekeur, ik heb er nachten van wakker gelegen.’
Wat zie ik over het hoofd, dacht ik. Wat kan ik hier juridisch tegen beginnen? Hoe kan het zijn dat de primaire beginselen van het recht niet worden toegepast? Ik voelde me machteloos en gefrustreerd. Als advocaat heb ik vertrouwen in onze rechtsstaat. Maar in deze zaak werd er totaal geen recht gedaan.
Na een melding bij Veilig Thuis stond ik in 2019 de ouders bij die verdacht werden van kindermishandeling, voortvloeiend uit het münchhausen-by-proxysyndroom. Het kinderdagverblijf van hun dochter had het vermoeden geuit dat de dochter kleiner werd gehouden dan nodig. Er was sprake van een ontwikkelingsbedreiging. Dat werd geenszins door het dossier ondersteund. Sterker nog, de feiten in het dossier stonden haaks op die vermoedens. De zaak kwam in handen van de Raad voor de Kinderbescherming en die concludeerde dat er geen redenen waren voor ongerustheid. Zolang er geen nieuwe feiten en omstandigheden aan het licht kwamen, werd de zaak gesloten. De ouders kregen een afsluitbrief en de rust keerde terug.’
Geen rechtsbescherming
‘Een paar jaar later kreeg ik plotseling het verzoek vanuit het Openbaar Ministerie om alle medische gegevens te overleggen. Ze gingen om een uithuisplaatsing verzoeken. Ik was verbaasd. Op grond waarvan wilden ze die dossiers inzien? Het OM was toch niet bevoegd? Dit betrof immers een civiel verzoek, geen strafrecht. En daarbij was de zaak gesloten. De ouders mochten daar dan toch op vertrouwen?
Toen ik weigerde de medische gegevens te overleggen, brak de hel los. In een zitting voor de meervoudige kinderrechter beriep het OM zich op artikel 1:255 BW. Daarin staat één los zinnetje dat ook het OM om een uithuisplaatsing kan verzoeken. Dit is echter verder niet met waarborgen omgeven. Toen ik een beroep deed op artikel 6 EVRM gaf de rechter aan dat dit artikel niet van toepassing zou zijn op civiel recht, terwijl de eerste zin van dat artikel dat nadrukkelijk benoemt. Ik voelde zoveel onmacht. Als advocaat stond ik met mijn rug tegen de muur. Dit klopte juridisch niet, er was sprake van willekeur en ik had het vermoeden dat het OM voor het karretje was gespannen van Veilig Thuis. Al vaker was het me opgevallen dat de adviezen van Veilig Thuis klakkeloos worden gevolgd door de rechter. Terwijl Veilig Thuis wel érg snel conclusies trekt; er wordt zeer gering onderzoek gedaan na een melding. In het jeugdrecht is er weinig rechtsbescherming. Moet er in een strafzaak een redelijk vermoeden zijn, in het jeugdrecht is een melding voldoende.
Ondertussen was een klinische opname voor de dochter al geregeld. De ouders gingen er aan onderdoor. Ze sliepen niet meer en de vader kreeg gezondheidsklachten. Ook op mij had deze zaak impact. Als er aan waarheidsvinding zou worden gedaan, had men direct kunnen zien dat de melding niet klopte. Maar Veilig Thuis doet niet aan waarheidsvinding en daardoor alleen al ontbreekt het aan rechtsbescherming.
Ik ging in partieel hoger beroep tegen de ontvankelijkheid van het OM. Daarnaast heb ik de rechtbank verzocht medisch specialisten te horen als getuigen. Zij bevestigden het verhaal van de ouders. In dit soort zaken wordt vaak gezegd dat de behandelaars “het niet zo goed zien” omdat ze “beïnvloed zijn door de ouders”. Daar ging de rechtbank gelukkig niet in mee.
Omdat ik inhoudelijk alsnog gelijk had gekregen, had ik geen belang meer bij het hoger beroep. Dat heb ik moeten intrekken. Als jurist vond ik dat jammer, omdat de vraag of het OM ontvankelijk kan zijn in een civiele zaak – waar dat normaal gesproken de Raad voor de Kinderbescherming is – onbeantwoord is gebleven.’
Tuchtcollege
‘De Veilig Thuis-arts in kwestie heb ik voor het Tuchtcollege gedaagd. De uitspraak moet nog komen. Het is niet de eerste keer dat er sprake lijkt van een tunnelvisie, waarbij direct kindermishandeling wordt aangenomen zonder eerst de feiten te checken. Een kwalijke zaak, want hiermee helpen en beschermen we geen kinderen. Sterker nog, juist het tegenovergestelde. Hoewel de zaak tot een goed einde is gekomen, voel ik me nog steeds gefrustreerd. Mijn vertrouwen in de rechtsstaat heeft een knauw gekregen. Dit keer is het goed afgelopen, maar de volgende keer? Ik houd mijn hart vast.’
(Dit artikel werd eerder gepubliceerd in het Advocatenblad, nr.3 2024)